SPREEK - De vierde stap van het interactie model uitgelegd

SPREEK - De vierde stap van het interactie model uitgelegd

Het interactie model is ontstaan om ouders aan de hand van een model uit te leggen hoe ze hun situatie anders kunnen benaderen. Vaak komen ouders met voorbeelden waarin de onderlinge communicatie niet lekker verliep. Het komt ook voor dat zij niet begrijpen waarom het kind zo fel op hen reageert. Of er is knallende ruzie tussen de kinderen en dat zijn ze helemaal zat. Een vaak genoemde opmerkingen op het intakeformulier is:

"Onze kinderen hebben zo'n grote mond en luisteren gewoon niet. We zijn het helemaal zat. Als we vragen hoe het op school was, krijgen we alleen maar een kort antwoord. Het is gewoon niet meer gezellig thuis."

Aan de hand van de persoonlijke situatie onderzoekt Gezinscoach hoe de interactie tussen ouders en/of met de kinderen is verlopen en dat toetsen we samen op het model, zodat het de volgende keer soepeler verloopt. Ouders kunnen direct in de praktijk toetsen of de reactie van de ander milder wordt door het volgen van het interactie model.

De vierde stap is SPREEK. Spreek de waarneming (Stap 1) uit en benoem een zichtbare emotie bij de ander.

Let wel: alleen als je die ook echt kunt waarnemen, zoals tranen. In stap 2 heb je al waargenomen hoe je jezelf voelt. Nu richt je je op de ander. Begrijp eerst de ander, voordat je zelf begrepen wilt worden. Door het erkennen(stap 3) van de emotie of toestand die je ziet bij de ander, krijg je een eerlijk verhaal van wat er gebeurd is. Hiermee haal je de spanning weg. In stap 4 spreek je uit hoe jij je voelt en hoe je de situatie anders zou willen zien. Je geeft hiermee de gewenste situatie aan.

 

VOORBEELD:

Observeren:
Ik ga verder met het eerste voorbeeld dat ik heb genoemd bij KIJK, VOEL en ERKEN.

Je ziet je dochter in haar kamer. Ze kijkt boos en staat met haar armen over elkaar. De spullen van haar bureau liggen op de grond. Ze zegt niks. Je telt even tot 10 en merkt dat je spieren in je kaken gespannen zijn. Je voelt je wangen gloeien. Wees zacht, je herkent dit gevoel. Je ontspant je spieren en je kaken weer. Je hebt controle over je emotie en kunt rustig reageren.

Reageren:
‘Ik zie bureauspullen op de grond liggen en je kijkt een beetje boos. Ben je dat ook?

’Ja, ik ben ook boos! Snoezie sprong zo op mijn bureau toen ik rustig aan het tekenen was en toen viel alles op de grond! Nu is heel mijn tekening verpest!

Nu komt stap 4. Hoe reageer je? Wellicht zijn je gedachten even in de war omdat je dacht dat je kind alles op de grond had gegooid. Het blijkt de kat te zijn.

‘Jeetje ik baal er ook van dat jij je tekening niet kan afmaken en ik ben ook een beetje boos dat Snoezie zomaar op je bureau springt. Ik heb liever dat jij rustig kunt tekenen en Snoezie beneden blijft.’

Als je de gewenste situatie uitspreekt, is het van belang om:

  • Aangeven wat jij WEL wilt (Jij kan tekenen en Snoezie beneden blijft. Vermijd het woord NIET)
  • Concreet en specifiek bent. (Als jij tekent, blijft Snoezie beneden.)
  • Het vertelt in termen van gedrag en niet op de persoon. (NIET: Snoezie is soms ook een rot kat.)

 

Volgende keer volgt de gezamenlijke oplossing in stap 5: VRAAG.

 

Als je gelijk aan de slag wilt met jouw situatie, boek dan een gratis kennismakingsgesprek. Lees anders volgende week de uitleg over de volgende stap VRAAG.

 

 

Terug naar overzicht

Deel via: